Direct naar artikelinhoud
Website logo
7 jaar na de aanslagen

Hoe Abdeslam werd gearresteerd: ‘Ik mik op zijn been, een collega doet hetzelfde. Hij gaat neer. Iemand van ons – we zullen nooit weten wie – heeft hem geraakt’

Hoe Abdeslam werd gearresteerd: ‘Ik mik op zijn been, een collega doet hetzelfde. Hij gaat neer. Iemand van ons – we zullen nooit weten wie – heeft hem geraakt’
Beeld Humo

‘We mogen geen fouten maken. Dit is Bin Laden in Europa. Iedereen is op zoek naar hem en wij gaan hem vangen.’ Vier maanden lang hebben Lionel D en zijn collega’s van de Speciale Eenheden jacht gemaakt op Salah Abdeslam. Sinds de aanslagen van 13 november 2015 in Parijs is hij de meest gezochte terreurverdachte in Europa. Op vrijdag 18 maart 2016 weet de politie eindelijk waar hij zit: in een kelder van een rijhuis in Molenbeek, op nog geen 500 meter van zijn ouderlijk huis. In het boek ‘Terroristenjager’ doet Lio het verhaal van de arrestatie van de man die de politiediensten maandenlang om de tuin leidde.

en

‘Hij was opgejaagd wild.’ Bekijk hieronder een getuigenis van Lionel D., tekst gaat door onder de video.

Video wordt geladen...

De mannen lopen zwijgend achter elkaar op het smalle voetpad langs de gevels. Ze dragen kogelwerende helmen, bivakmutsen en camouflagepakken, ze zijn zwaarbeladen met laders en granaten. Charly loopt voorop in de Vier-Windenstraat, behoedzaam, met het schild voor zich uit en zijn wapen in de aanslag. Hij vloekt binnensmonds als hij de televisieploeg ziet die hen op straat staat te filmen. Hij wuift met zijn wapen, ten teken dat ze zich moeten wegscheren. Straks verkloten die de boel nog, denkt hij. Dan stelt zijn blik zich scherp op de grijze gevel van nummer 79, een herenhuis met drie verdiepingen. Het is 16.20 uur.

Aan de achterkant van het gebouw klautert Lio met zijn ploeg over de daken. Ze zijn naar boven geklommen via een muur van het schooltje dat zich aan de andere kant van het huizenblok bevindt. De lessen in de Windroos waren net afgelopen en de meeste kinderen waren al naar huis toen ze met de jeep de speelplaats opreden. Een paar nablijvertjes keken met grote ogen naar de gemaskerde mannen die uit de jeep sprongen en een ladder plaatsten tegen de acht meter hoge schoolmuur. Lio zag een meisje met zwarte krullen opgewonden rondspringen. ‘We zitten in een politiefilm,’ riep ze naar de juf, die de kinderen haastig naar binnen maande.

Nu banen de mannen zich voorzichtig een weg over asfaltdaken, koepels en puntdaken, hoge muren en binnenkoertjes. Ze sjouwen zware zakken materiaal met zich mee. Munitie en explosieven. Een stormram, een koevoet, touwen, een ladder.

Lio voelt het zweet onder zijn bivakmuts kriebelen. Het laatste eindje is spannend. Ze moeten een gat van drie meter overbruggen om op het balkon aan de achterkant van nummer 79 te geraken. Eén voor één kruipen de mannen over de dwarsliggende ladder. Zes meter onder hen ligt het binnenkoertje. Als ze het evenwicht verliezen, is dat een lelijke val, met zo’n dertig kilo materiaal op de rug. Niemand zegt een woord. Voorklimmers Horn en Kivu landen als eersten op het balkon. Ze kijken naar beneden. Plots zien ze op de binnenkoer een gedaante verschijnen. Een jongeman met een petje die een opgejaagde indruk maakt. ‘Hela! Stop! Politie!’ roept Horn. Bliksemsnel trekt de man zich terug. ‘Het was ’m! Dat was Salah, ik heb hem herkend!’ roept Horn naar zijn teamgenoten. Lio geeft het bericht onmiddellijk door via de radio. ‘Ik denk dat we op het juiste adres zitten, jongens.’

Terwijl ze het huis binnendringen via het balkon aan de achterkant, rijden vooraan de politietanks de straat in. ‘Dégage!’ brult een collega naar de televisieploeg van VTM die daar nog steeds staat te filmen. Lio onderdrukt zijn woede jegens de journalisten en scant de omgeving, in opperste concentratie. Ze mogen geen fouten maken. Dit is Bin Laden in Europa. Iedereen is naar hem op zoek. En zij gaan hem vangen.

De jacht op Abdeslam duurt intussen al vier maanden. Het zijn maanden waarin Lio en zijn collega’s shifts draaien van 24 uur, van zes uur ’s ochtends tot zes uur de volgende ochtend. Het strakke tempo van versterkte huiszoekingen en arrestaties is amper bij te houden. Het parket en de speurders van de federale politie proberen zich te bewijzen, na de vernietigende kritiek uit het buitenland.

LIO «We gaan van de ene huiszoeking naar de andere, zonder adempauze. Het zijn veeleer wilde gokken dan gerichte acties, voelen we. Zodra er ook maar een vermoeden bestaat dat een adres verdacht is, worden we eropuit gestuurd. De speurders kunnen het zich niet permitteren om ook maar één tip links te laten liggen. We vallen binnen bij zowat alle bekenden van Salah Abdeslam. Bij elke huiszoeking bestaat de kans dat hij zich daar verschuilt. In ons hoofd kan hij elk moment van onder een riooldeksel tevoorschijn springen en zichzelf opblazen.

»Zo’n shift van 24 uur haalt je helemaal leeg. Je moet de klok rond alert blijven. Binnen de dertig seconden moeten we kunnen uitrukken. Na elke operatie zetten we het materiaal meteen weer klaar, met militaire precisie. Onze zakken staan op exact dezelfde manier naast elkaar, het wapen op de zak, de schoenen links van de zak. Neuzen allemaal in dezelfde richting, zodat je bijna letterlijk in je schoenen kunt springen en twintig seconden later in de auto zit. De colonnes staan vertrekkensklaar voor de poort.

»Slapen doen we op matjes op de vloer, met onze kleren aan en de radio vlakbij. Iedereen staat op scherp, dus rustig slapen is het nooit. Abdeslam wordt werkelijk overal gesignaleerd. In een tram in Oostende, op een bus in Rochefort, in Bokrijk, en zowat overal in Brussel. Daar heerst lichte paniek. Elke Brusselaar kijkt uit naar de 26-jarige voortvluchtige met een Marokkaans uiterlijk, 1,75 meter groot, met bruine ogen. Als mensen denken dat ze hem ergens herkennen, bellen ze stante pede de politie, die er ons op afstuurt. In die dagen pakken we in Brussel verschillende lookalikes van Abdeslam op. We moeten ons keer op keer verontschuldigen: ‘Sorry, meneer.’»

Op 15 maart 2016 stoot de federale recherche onverwacht op een spoor van Salah Abdeslam. Ze doen een huiszoeking in een appartement in Vorst dat mogelijk als schuilplaats voor de terreurcel heeft gediend. Ze denken dat het nu verlaten is, want de elektriciteit is er al twee maanden afgesloten. Dat blijkt een enorme vergissing: de speurders worden onthaald op een kogelregen van kalasjnikovs en moeten vluchten. Er zitten dus nog terroristen binnen, die nu een bloedbad dreigen aan te richten in de woonwijk waar twee scholen liggen. Het is alle hens aan dek, en de interventie-eenheid van de Speciale Eenheden wordt in allerijl opgeroepen.

In de uren die volgen zal een ploeg van vijf mannen, geleid door hoofdinspecteur Lerre, het gebouw binnengaan om de terroristen onschadelijk te maken. Bij dat zenuwslopende vuurgevecht wordt ploegchef Lerre zwaargewond door een kalasjnikovkogel die dwars door zijn helm dringt. Terwijl Lerre wordt afgevoerd naar het ziekenhuis, vechten zijn collega’s voor hun leven tegen een terrorist die zich in de slaapkamer schuilhoudt. Uren later zal een sniper de tegenstander dodelijk raken vanop één van de daken. Binnen is de ravage in het appartement en de trappenhal groot.

Twee andere terreurverdachten zijn blijkbaar kunnen ontkomen langs een raam aan de achterkant. Het duurt niet lang voor de speurders beseffen dat ze Salah Abdeslam op een haar na gemist hebben: er staat een glas op tafel met zijn vingerafdruk op. Drie dagen later hebben ze zijn spoor weer opgepikt: de meest gezochte terreurverdachte van Europa zit samen met zijn handlanger in een kelder in een rijhuis in Molenbeek, op nog geen 500 meter van zijn ouderlijk huis.

'Charly zal als eerste langs de voorzijde binnengaan, vooraan in de vuurlinie. Hij is stiller dan anders. Maar ik weet dat mijn vriend zou balen als hij níét de nummer 1 was.’ (Foto: eerste huiszoeking in Molenbeek na de aanslagen in Parijs.)Beeld vtm

EEN RAT IN DE VAL

LIO «Het is die ochtend uitzonderlijk druk in ons blok in de kazerne. Zelfs de bazen van het hoogste echelon, die we hier zelden zien, lopen zenuwachtig door de gangen. ’s Middags komt het nieuws dat we Salah Abdeslam vandaag nog gaan arresteren in Molenbeek. Ik sta met Charly in de briefingkamer te kijken naar de samenstelling van de ploegen op het bord. Mijn team moet zich achter in het huis opstellen. Onze opdracht is ervoor te zorgen dat Abdeslam niet langs de achterkant kan wegvluchten, zoals hij in Vorst heeft gedaan.

»Charly staat als eerste in de ploeg van hoofdinspecteur Ken, die langs de voorzijde zal binnengaan. Hij heeft de moeilijkste positie, vooraan in de vuurlinie. Als er geschoten wordt, is het nummer 1 die als eerste de kogels opvangt. Het is een ereplaats waar de jongens voor vechten, maar waar je ook de meeste risico’s loopt. Charly kijkt naar zijn naam op het bord en is stiller dan anders. Zijn gezicht staat ernstig. Ik weet dat hij denkt aan het vuurgevecht in Vorst, nog maar drie dagen geleden, en aan wat Lerre daar is overkomen. Dat heeft ons allemaal een beetje van ons stuk gebracht. En de operatie vandaag wordt wellicht ook geen lachertje. Tegelijk weet ik dat mijn vriend zou balen als hij níét de nummer 1 was.

»We vertrekken allemaal samen uit de kazerne, in colonne. Om 16.30 uur lijkt de Vier-Windenstraat een oorlogszone. De journalisten zijn weggejaagd, zware politietanks staan voor de deur, gemaskerde politiemannen patrouilleren met honden. De politie heeft de omliggende straten volledig afgesloten. Sluipschutters kruipen over de daken of stellen zich verdekt op achter de ramen van de huizen aan de overkant. Ze richten hun loop op de voordeur van nummer 79.

»Charly en zijn collega’s staan bij die voordeur met een explosievenstaaf. Het plan is om die op de deur vast te plakken en zich daarna uit de voeten te maken. De onderhandelaars zullen eerst een call out doen en Abdeslam en zijn handlanger naar buiten roepen. De explosieven houden ze achter de hand voor als er niemand naar buiten komt. Dan kunnen ze de deur opblazen en binnenvallen.»

Maar op het moment dat collega Pee de explosieven wil bevestigen, zwaait de deur open en komen twee vrouwen met hoofddoeken naar buiten. Ze schrikken van de gewapende mannen en laten zich onder lichte dwang meetronen. ‘Weg van hier, dames!’ Tegenslag voor de ploeg aan de deur, want hun plan valt in duigen. Nu wordt het improviseren. Omdat de voordeur open is gebleven, kunnen ze niet anders dan daar blijven staan. Een uiterst ongemakkelijke positie. Charly gaat voor de drempel zitten en kijkt naar binnen. De gang is leeg. Hij houdt zijn schild voor zich uit en zijn wapen in de aanslag. Ergens daarbinnen zit Salah Abdeslam. Het is wachten tot hij buitenkomt.

De ploeg die in het huis zit, heeft boven aan de trap postgevat om te beletten dat de terroristen langs die weg zouden ontsnappen. Abdeslam en zijn handlanger zitten ergens beneden.

LIO «We hebben de resterende bewoners in veiligheid gebracht. Kort nadat de vrouwen uit het deurgat weggetrokken zijn, hoor ik de stem van een collega op straat door de megafoon schallen. ‘Dit is de federale politie! Aan de bewoners van de Vier-Windenstraat 79, gelijkvloerse verdieping. Kom naar buiten met de handen omhoog!’ We wachten en luisteren, in opperste concentratie. Beneden is geen beweging. De voordeur is open blijven staan. Daar bevinden zich mijn collega’s, weet ik. Minuten tikken weg zonder één geluid.»

Charly duwt de voordeur iets verder open, met zijn schild nog steeds voor zich. Zijn ogen priemen in de donkere gang, waar alleen wat vaal daglicht binnenvalt. Het appartement waar de jonge terroristen zich schuilhouden, ligt aan de rechterkant van de gang. De inkomdeur zit weggestopt achter een hoek, wat de situatie een stuk bedreigender maakt. De politiemannen kunnen het gevaar niet zien aankomen. Elk ogenblik kan één van die jongens vanachter die hoek tevoorschijn springen, zichzelf opblazen of het vuur openen. Abdeslam zit als een rat in de val. Hij heeft niets meer te verliezen, en is dus tot alles in staat.

‘Het waren de meest stresserende momenten uit mijn carrière,’ zal Charly die avond aan Lio bekennen.

CHARLY «Ik stond daar slecht, vol in de deuropening. Ik was vooral bang dat er plots een loop van een kalasjnikov om de hoek zou komen gluren en in het wilde weg zou beginnen te schieten. Daar heb je helemaal geen verweer tegen.

»Er kwam maar niets. Ik moest alleen wachten, onafgebroken naar die hoek kijken en de stress in bedwang houden. Maar het duurde zo lang, man, wat duurde het lang! Het was een echte zenuwoorlog. Het is één ding om in een vuurgevecht te belanden, het is iets helemaal anders om te wáchten op een vuurgevecht. Als je bezig bent, heb je geen tijd om na te denken. Je voert gewoon uit waar je jarenlang op getraind hebt, routineus, bijna instinctief. Je denkt niet na, je dóét.

»Wachten is veel lastiger. Je weet dat er iets gaat gebeuren, je weet alleen niet wanneer. Je hebt geen vat op de situatie. En je hebt tijd om na te denken. Er begint van alles door je hoofd te malen. Ik moest mezelf onder controle houden. Niet denken aan het geratel van de kalasjnikovs in Verviers. Niet aan de kogel die door de helm van Lerre was gegaan. Ik moest focussen op die hoek, en klaar zijn als er iets bewoog. Ik had het geluk dat ik zo ervaren was, anders had ik het misschien niet volgehouden.»

Charly kijkt onafgebroken in het donkere gat. Zijn ogen prikken. Zijn schild, toch zo’n twintig kilo zwaar, begint door te wegen, hij zoekt wat steun tegen de muur. Hoelang staat hij daar nu al? Hij heeft geen idee. Het is alsof de tijd uitgerekt wordt en de seconden trager tikken. Tegelijk golft de stress door zijn lijf. Hij mag dit niet missen. Maandenlang hebben ze jacht gemaakt op de man die daarbinnen zit. Nu voelt hij het gewicht van al die maanden op zijn schouders drukken. Als dit fout loopt, is het zijn verantwoordelijkheid. Zijn aandacht mag niet verslappen.

‘Is het Salah Abdeslam? Onmogelijk te zeggen. Aan de deur blokkeer ik de doorgang. Dan zet ik een stap opzij om hem door te geven aan mijn collega’s. Op dat ogenblik zie ik in zijn ogen dat hij iets van plan is. En hop, hij zet het op een lopen!’Beeld Humo

DE OGEN VAN ABDESLAM

Intussen zijn de collega’s van de tactische cel de aanpalende gebouwen gaan verkennen. Ze boren gaatjes in de muur om er microfoons door te steken. Zo kunnen ze horen wat er binnen gebeurt. ‘Ik hoor iemand zingen in het Arabisch,’ meldt een collega op de radio. ‘Het lijkt wel of ze aan het bidden zijn.’

Nu gaat het beginnen, denkt Charly. Bidden betekent onheil, weet hij van de vuurgevechten in Verviers en Vorst. Als die schurken om Allah roepen, zijn ze iets van plan. Dan zegt één van de snipers in zijn oortje dat hij een gedaante achter het raam heeft zien bewegen, vermoedelijk met een kalasjnikov. Charly haalt diep adem en spant zijn spieren op. Het bericht jaagt een siddering door zijn lijf, de stress komt in een gulp naar boven. Achter hem voelt hij hoe ook zijn collega verstrakt. Ogenblikkelijk geeft hij zichzelf een denkbeeldige klap in het gezicht. Focussen!

CHARLY «Plots staat de man voor mij in de gang. Hij komt dichterbij met de handen in de lucht. Hij draagt een witte sweater, een witte pet en een sjaal voor zijn gezicht. Alleen zijn ogen zijn zichtbaar. Is het Salah Abdeslam? Onmogelijk te zeggen. Hij draagt nauw aansluitende kledij. Op het eerste gezicht zit er geen bommengordel onder. ‘Halt, politie!’ roep ik. ‘Draai u om en kom langzaam naar me toe.’ Hij negeert mijn bevel en komt dichterbij. In een flits moet ik beslissen: schiet ik of schiet ik niet? De man lijkt niet gewapend, dus laat ik hem komen. Aan de deur blokkeer ik de doorgang. Dan zet ik een stap opzij om hem door te geven aan mijn collega’s. Op dat ogenblik zie ik in zijn ogen dat hij iets van plan is. En hop, hij zet het op een lopen!

»Ik hoor de snipers schieten, kogels ketsen af tegen het huis, de verdachte blijft rennen. Ik mik op zijn been en haal de trekker over. Een collega die aan de overkant staat, doet hetzelfde. Op het moment dat we allebei schieten, valt de man neer. Iemand van ons – we zullen nooit weten wie – heeft hem geraakt in het been, en heeft zo een einde gemaakt aan de wereldwijde jacht.»

De beelden van de arrestatie van publieksvijand nummer 1 gaan de wereld rond. Ze tonen de man in de witte hoodie die langs de gepantserde politiemannen heen glipt en het op een lopen zet. De schoten van snipers, de voortvluchtige die valt, zwaarbewapende agenten die hem overmeesteren en de auto in sleuren. ‘Ik ben Salah Abdeslam,’ geeft hij onmiddellijk aan de politiemannen toe.

CHARLY «Onze teamleider Ken komt bij mij: ‘We hebben Salah, goed gewerkt!’ Ik geloof hem eerst niet. ‘Ben je zeker? Hij leek er helemaal niet op.’ Ken knikt en toont me de foto die genomen is voor hij in de wagen verdween. Ik zie een verwilderde clochard die al maanden op straat slaapt. Ik zou Salah nooit herkend hebben, en ik blijf twijfelen.»

Even later volgt de officiële bevestiging via de radio aan alle manschappen. Salah Abdeslam is gepakt en formeel geïdentificeerd aan de hand van zijn vingerafdrukken. Er gaat een golf van opluchting door het peloton, ja zelfs euforie. Ze hebben hem, en ze hebben hem levend! Vooral dat laatste is een staaltje van professionalisme waarop het SIE trots mag zijn. Weinig veiligheidsdiensten in de wereld zouden het hen op deze manier nadoen.

Charly heeft zijn plek voor de deur geen seconde verlaten. Het wachten begint opnieuw. De explosievenexperts doen de ramen aan de voorkant springen om de druk op te voeren. Dan staat de tweede man plots in de gang. Brutale kop, uitdagende blik. Hij draagt een grijs trainingspak en lijkt ongewapend. ‘Stop, police!’ roept Charly. ‘Handen omhoog!’ De handlanger van Salah werpt hem een vuile blik toe en begint hem uit te dagen. ‘Wat is er? Ga je op mij schieten? Doe het dan!’ Hij zet een paar passen naar voren en dribbelt dan weer achteruit. ‘Stop! Kom terug!’ roept Charly. De man draait zich om met een fuck-yougebaar, en loopt terug naar het appartement.

CHARLY «Ik ken dat soort smerige spelletjes. Terwijl die praatjesmaker mijn aandacht afleidt, komt er van opzij een derde stuk crapuul op de proppen dat mij neerkogelt. Niet met mij, denk ik. Ik mik naar zijn been en schiet. Hij valt, op zijn trainingsbroek verschijnt boven de knie een rode vlek. ‘Kom naar buiten!’ roep ik nog eens. Hij blijft weigeren, draait zijn kont naar ons en kruipt verder weg. Op dat ogenblik schiet mijn collega een plastic kogel in zijn bil met een FN 303, die niet dodelijk is, maar wel verschrikkelijk pijnlijk. En heel efficiënt, zo blijkt, want de verdachte komt nu naar ons toe gekropen. Zodra we hem bij de voeten kunnen grijpen, sleuren we hem naar buiten.»

De man wordt later geïdentificeerd als Sofien Ayari, een 22-jarige Tunesiër die in december 2014 naar Syrië vertrok. In zijn geboorteland werd hij toen al door de inlichtingendiensten verdacht van betrokkenheid bij twee terreuraanslagen in Afrika. In september 2015 mengt hij zich samen met de Zweed Osama Krayem onder de vluchtelingenstroom om naar Europa te reizen. Ze komen terecht in het overvolle vluchtelingencentrum in het Duitse Ulm, waar ze begin oktober 2015 op een nacht worden opgehaald door Abdeslam. We schrijven een maand voor de aanslagen in Parijs. Abdeslam brengt hen met de auto naar een onderduikadres in Charleroi, waar ze hun rol in de terreurcel achter de schermen zullen vervullen.

CHARLY «Ayari en Abdeslam waren twee totaal verschillende karakters. ‘Ik had liever dat jullie me hadden doodgeschoten,’ zei Ayari na zijn arrestatie tegen de speurders. Terwijl Abdeslam een verlopen kip was bij zijn aanhouding, opgelucht dat hij eindelijk gepakt was. Ayari was een echte klootzak, terwijl je je van Abdeslam niet kon voorstellen dat hij een terrorist was.»

Bij Lio thuis zitten Celine en de kinderen te eten wanneer haar telefoon oplicht. Een bericht van Lio: ‘Jackpot-Jackpot-Jackpot!’ Ze glimlacht. ‘Papa heeft vandaag Abdeslam gevangen,’ zegt ze aan de kinderen. ‘Oh, goed,’ zegt Mathieu. Charlotte, die nog maar 7 is, haalt de schouders op en prikt in haar worteltjes. Een nieuwtje als een ander. Ze weten dat papa gevaarlijke boeven pakt op zijn werk en kijken er nog nauwelijks van op als hij, met bivakmuts en in gevechtstenue, tijdens een operatie in het televisiejournaal verschijnt.

Nee, dan heerst er in de Wetstraat 16 meer opwinding. Premier Michel is ijlings vertrokken op een belangrijke Europese top over migratie die in Brussel plaatsvindt en waar alle Europese leiders samenzitten. Nu zit hij met zijn ministers in de geïmproviseerde situation room in zijn kabinet om de politieoperatie op de voet te volgen. Het commando houdt hen via de radio op de hoogte.

Zodra de officiële bevestiging er is dat Salah Abdeslam gevat is, roept Michel er de Franse president Hollande bij. Voor Michel is dit een triomf, na de modder die België over zich heen heeft gekregen na de aanslagen in Parijs. ‘Failed State’, ‘Belgiquistan’, het misprijzen van de Franse president: het is allemaal vergeten en vergeven. Michel zit ontspannen in witte hemdsmouwen in de sofa en lacht breed naar Hollande, die er wat stijfjes bij loopt in zijn donkere pak. De champagnekurken ploppen.

Voor de premier kan de arrestatie op geen beter moment komen. Alle Europese leiders zijn in Brussel. En alle internationale persagentschappen zullen op de persconferentie aanwezig zijn wanneer hij straks, met president Hollande aan zijn zijde, het heuglijke nieuws aan de wereld zal verkondigen.

‘In de verpleegpost zie ik Salah liggen, op een oranje turnmat. Je herkent hem amper. Zijn gezicht is opgezwollen, zijn haar plakt tegen zijn schedel. Helemaal anders dan het koorknaapje van het opsporingsbericht dat ons al maanden in het gezicht kijkt.’Beeld Geert Van de Velde

ARABISCHE BELTOON

In Sint-Jans-Molenbeek is de operatie nog niet afgelopen. Het is donker aan het worden, er worden spots gehaald om bij te lichten. Voor ze het appartement doorzoeken, sturen de eliteagenten een camerahond binnen om te controleren of er niemand meer is. De beelden tonen een doodgewone huiskamer. De televisie staat nog te spelen – een Arabische zender – en een achtergelaten telefoon op het salontafeltje gaat over. De beltoon is een mannenstem die op zangerige wijze een Arabische tekst uit de Koran reciteert. Dat was dus het bidden dat collega’s door de muren hoorden. De camerahond wordt afgelost door de aanvalshond, die de deur van het toilet en de badkamer openkrijgt en snuffelt tot in de kleinste hoekjes, op zoek naar gemene boobytraps – een handelsmerk van IS. Explosieven verstoppen onder een tapijt, onzichtbare vislijnen spannen tussen deur en raamkozijn die verbonden zijn met een granaat: het zijn oorlogstrucs die de teruggekeerde Syriëstrijders allemaal onder de knie hebben.

Boven staan Lio en zijn teamgenoten inmiddels buiten op het afdak van een achterbouw die bij nummer 79 hoort. Een rommelhok dat uitgeeft op de binnenkoer, daarvan krijgen de honden de deur niet open. Nu al iemand van hun mensen naar binnen sturen is te gevaarlijk, en daarom willen de mannen via de lichtkoepel in het dak binnen raken. Die zullen ze proberen te breken.

LIO «We hebben onze helmen al afgezet. De operatie is nog aan de gang, maar de druk is van de ketel. ‘Hey dikke,’ roep ik naar Casta. ‘Probeer jij dat ding maar kapot te slaan.’ Onze Spanjaard loopt even tot bij de brandweerlieden en komt terug met een ijzeren staaf – een joekel van anderhalve meter. Daarmee begint hij uit alle macht tegen de koepel te stoten. En dat valt dik tegen: de koepel is gemaakt van een stevige kunststof, die licht meegeeft, maar onmiddellijk weer op zijn plaats springt. De collega’s lachen en treiteren, terwijl hij nijdig – maar vruchteloos – blijft proberen. ‘Wat is er, Casta? Wat slapjes vandaag?’

»Dan stap ik naar voren. ‘Laat de ancien maar eens doen.’ Ik neem de staaf over en begin te bonken. Een hopeloze zaak, voel ik direct. Die koepel is gemaakt om níét te breken. Nu ben ik het mikpunt van spot. ‘Niet genoeg spinazie gegeten, Lio?’ Ik probeer nog één keer, met mijn volle gewicht. De koepel geeft mee als een springplank en katapulteert de ijzeren staaf in mijn gezicht, net naast mijn oog, baf! De dreun komt zo hard aan dat ik net niet bewusteloos val. Maar dat laat ik niet merken aan mijn collega’s, die allemaal in een deuk liggen. De ontlading van een stressvolle dag. ‘Dat ding is niet kapot te krijgen,’ zeg ik, en ik wankel naar binnen om James naar de wonde te laten kijken. Als ik mijn bivakmuts omhoogtrek, hangt mijn gezicht vol bloed. James ziet de diepe snede die net naast mijn oog zit. ‘Wow, dat moet genaaid worden.’

»Een halfuur later, als de operatie helemaal is afgelopen, haast ik me naar het naburige schooltje. Daar is op de speelplaats een verpleegpost opgezet. ‘Ik heb een ongelukje gehad,’ zeg ik tegen een zorgverlener. Dan zie ik hem liggen, Salah, op een oranje turnmat, gewikkeld in een grijze deken. Hij is geraakt aan het been en krijgt de eerste medische zorgen toegediend. Je kunt hem amper nog herkennen. Zijn gezicht is opgezwollen, zijn haar plakt tegen zijn schedel. Een wildeman met een plukkerige baard en een verwrongen grijns. Helemaal anders dan het netjes gekapte koorknaapje van het opsporingsbericht dat ons al vier maanden uitdagend in het gezicht kijkt vanaf de prikborden in onze lokalen.»

CHARLY «Die avond rijden we in de camionettes terug naar de kazerne, uitgelaten. Onderweg stoppen we aan een tankstation om bier en chips te kopen. Wanneer we in de kazerne aankomen, zit Jan Jambon daar. De minister van Binnenlandse Zaken komt ons feliciteren, maar ik houd me afzijdig. Ik ben doodmoe, en ik verkeer in een roes. De constante focus en het lange wachten hebben mijn laatste restje energie opgevreten.

»Op zich had de arrestatie van Abdeslam niet zo veel om het lijf. Het waren gewoon twee ongewapende jochies. Wat we in Verviers hadden meegemaakt, was veel heftiger, daar waren zelfs twee doden gevallen. Maar het was de context die het allemaal zo beladen maakte. We waren allemaal nog onder de indruk van het oorlogsgeweld in Vorst, drie dagen eerder. Lerre was daar gewond geraakt, maar het had ieder van ons kunnen zijn.»

Op de psychologische debriefing, enkele dagen later, doet Charly het hele verhaal van de arrestatie, zonder iets voor zich te houden. Voor het eerst in zijn carrière is hij bang geweest, op het moment dat hij hoorde dat een man met een kalasjnikov was gespot achter het raam – wat achteraf trouwens niet bleek te kloppen. Hij weet dat die bekentenis hem nog jaren kan achtervolgen in dit rijk van alfamannetjes, maar hij doet het om de jonge collega’s gerust te stellen. Die zijn wellicht óók bang geweest, maar ze durven het niet toe te geven. Hij vertelt over de ogen van Abdeslam, het enige wat hij zag onder dat petje en boven die sjaal. ‘Die ogen zal ik nooit vergeten. Die blik voorspelde niets goeds.’ En hoe immens trots hij is wanneer hij de premier voor de internationale pers hoort aankondigen dat er een eind is gekomen aan de jacht op Abdeslam.

CHARLY «Die kerel werd wereldwijd gezocht, en ik had meegeholpen om hem te pakken. Heel de wereld keek op dat ogenblik naar ons. Een collega die toevallig in Las Vegas zat, had alles live op televisie gevolgd. Ik kreeg berichten uit Frankrijk, van mensen die lieten weten dat ze zo blij waren dat Abdeslam nog leefde. Dat het voor de slachtoffers belangrijk was dat toch íémand van de daders zou terechtstaan. En dat die misschien zou vertellen hoe het allemaal gebeurd was. Blijkbaar had ook president Obama naar de premier gebeld om hem te feliciteren. Ik kreeg kippenvel van alle reacties. We hadden zo lang gezocht, en nu hadden we hem.»

Lionel D. & Annemie Bulté,‘Terroristenjager’,Lannoo.Beeld Humo

Bestel het boek hier in de Humowinkel.